stag

Uit WikiWoordenboek
Plaats van de voorstag (de rode lijn)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stag
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘staand want’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1600 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stag stagger stagst
verbogen stagge staggere stagste

Bijvoeglijk naamwoord

stag

  1. (Limburg) stug
enkelvoud meervoud
naamwoord stag stagen
verkleinwoord stagje stagjes

Zelfstandig naamwoord

het stago

  1. (scheepvaart) een touw of staalkabel die aan de voor- en/of achterzijde van een mast is gespannen, om hem in de juiste stand te houden
    • Het stag wordt op spanning gehouden door spanschroeven. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen