soeverein
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- soe·ve·rein
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vorst’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soeverein | soevereinen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de soeverein m
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- [1] heerser, potentaat, despoot, alleenheerser, machthebber
Vertalingen
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | soeverein | soevereiner | soevereinst |
verbogen | soevereine | soevereinere | soevereinste |
partitief | soevereins | soevereiners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
soeverein
- van geen hoger gezag afhankelijk
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord soeverein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "soeverein" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "soeverein" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etymologiebank.nl (vorst)
- ↑ etymologiebank.nl (schuine kant)
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be