scooter
Uiterlijk
- scoo·ter
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘tweewielig motorvoertuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1951 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scooter | scooters |
verkleinwoord | scootertje | scootertjes |
de scooter m
- (verkeer) motorrijtuig met twee kleine, brede wielen en een lage treeplank
- De tweetaktscooter is een nog grotere vuilspuiter dan gedacht. Scooters met dit ouderwetse type motor - herkenbaar aan het knetterende geluid - zijn tot duizenden malen vuiler dan een moderne bestelbus. Een ban op tweetakt zou in stedelijke gebieden lokaal tot een enorme verbetering van de luchtkwaliteit kunnen leiden, blijkt uit een studie in Nature. [2]
- Het woord scooter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scooter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "scooter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.volkskrant.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be