satire
Uiterlijk
- sa·ti·re
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘hekelschrift’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1811 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | satire | satiren satires |
verkleinwoord | - | - |
- voorstelling van zaken waarin op spottende wijze iets aan de kaak wordt gesteld
- Turkije roept Duitsland op het matje na satire over Erdogan(!!!) [2]
- Trumps autocratische inborst wordt óók verraden door het soort satire dat hijzelf bedrijft: pesterijen gericht op gemarginaliseerden, zwakkeren en de vermeende enemy within. Als dat al uit een draaiboek komt, dan niet uit dat van Nixon, maar uit dat van Goebbels. [3]
1.
- Het woord satire staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "satire" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "satire" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.nu.nl
- ↑ www.nrc.nl (27 mrt 2025)
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be