Naar inhoud springen

satirisch

Uit WikiWoordenboek
  • sa·ti·risch
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘hekelend’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1]
  • afgeleid van satire met het achtervoegsel -isch [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen satirischsatirischer
verbogen satirischesatirischere
partitief satirischsatirischers-

satirisch [3]

  1. naar de aard van een satire, waarbij iets aan de kaak wordt gesteld
    • 12 doden door terroristische aanslag op redactie Frans satirisch weekblad 'Charlie Hebdo'.[4] 
    • Het roept de vraag op waarom in de tien jaar dat The Donald het Amerikaanse politieke landschap domineert de literatuur zo’n laf tegengeluid heeft geproduceerd. De weinige satirische romans die tijdens Trumps eerste termijn verschenen – Dave Eggers’ De kapitein en de Glory (2019) of Howard Jacobsons Pussy (2017) – bleven steken in overdrijving van het evidente: dat Trump een oliedomme, van empathie gespeende pestkop is, een maffiakoning die maatschappelijke onvrede kanaliseert voor eigen ego en gewin.[5] 
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[6]