Naar inhoud springen

poeder

Uit WikiWoordenboek
  • poe·der
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gruis’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord poeder poeders
verkleinwoord poedertje poedertjes

poeder o/m

  1. een fijn verdeelde vaste stof
    • De meeste poeders zijn kristallijn van aard, maar ook een glas kan gepoederd worden. 
vervoeging van
poederen

poeder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poederen
    • Ik poeder. 
  2. gebiedende wijs van poederen
    • Poeder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van poederen
    • Poeder je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]