Naar inhoud springen

overkomen

Uit WikiWoordenboek

(klemtoonhomogram)

  • over·ko·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overkomen
overkwam
overkomen
klasse 4 volledig

Sjabloon:insep overkómen [1]

  1. ergatief aan iemand iets ~: getroffen worden door een bepaalde gebeurtenis.
    • Hem overkwam een vreselijk ongeluk. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overkomen
kwam over
overgekomen
klasse 4 volledig

(scheidbaar)
óverkomen [2]

  1. ergatief de andere kant bereiken.
    • Het onweer is de rivier overgekomen. 
  2. ergatief meest onbedoeld een bepaalde indruk wekken op iemand anders.
    • Dat kwam over als een hatelijke opmerking. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]