Naar inhoud springen

oprollen

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 04:23 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)
  • op·rol·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oprollen
rolde op
opgerold
zwak -d volledig

oprollen

  1. wederkerend zich ~, tot een rol vormen
    • Hij rolde zich in een hoekje lekker op. 
  2. overgankelijk ergens een rol van maken
    • Hij rolde de slaapzak op. 
    • Dat hij het touw óprolde is nooit het probleem geweest. 
  3. overgankelijk een (semi-)georganiseerde groep arresteren
    • Er is vandaag een compleet mensensmokkelaarsnetwerk opgerold. 
  • [3] Een bende oprollen.
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be