oorlog voeren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oor·log voe·ren [1]
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oorlog voeren
voerde oorlog
oorlog gevoerd
zwak -d volledig

Werkwoord

oorlog voeren

  1. een gewapend conflict tussen staten uitvechten
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen