novatie
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- no·va·tie
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schuldvernieuwing’ voor het eerst aangetroffen in 1688.[1]
- Leenwoord uit Frans novation ‘schuldvernieuwing’, ontleend aan Latijn novatio.[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | novatie | novaties |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
novatie v
- (juridisch) overeenkomst waarbij een rechtsverhouding of verbintenis in een nieuwe wordt omgezet (vernieuwd) en waardoor de oude tenietgaat
Synoniemen
- schuldvernieuwing
- (juridisch Latijn) novatio
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. schuldvernieuwing
Gangbaarheid
- Het woord 'novatie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.