natafelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • na·ta·fe·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

natafelen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
natafelen
tafelde na
nagetafeld
zwak -d volledig
  1. na het eten aan tafel blijven zitten om nog wat te praten
    • Gezellig natafelen bij de theatervoorstelling ‘Anne’: is het heiligschennis of een symptoom van deze tijd? ‘In de herdenking van de Holocaust is Anne Frank een icoonfiguur. Wat je ook doet: het wordt al gauw beladen.’ [2] 
    • Zijn publiek blijft graag nog even natafelen, heeft hij gemerkt. Theatermaker Iwan Dam laat er de afwas graag voor staan. "Het is een van de leuke dingen aan deze act: het maakt iets los waardoor mensen blijven hangen en met elkaar aan de praat raken."[3] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 6 mei 2014 Geert Van Der Speeten
  3. Tubantia 19 mei 2017
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be