Naar inhoud springen

mieren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mie·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zaniken, zeuren’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mieren -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

mieren o

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mieren
mierde
gemierd
zwak -d volledig

Werkwoord

mieren [3] [4] [5]

  1. onovergankelijk klooien, prutsen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de mierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord mier

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen