miereneter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Tamandua mexicana
Uitspraak
Woordafbreking
  • mie·ren·eter
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstelling van  mier  en  eter  met het invoegsel -en- , in de betekenis van ‘tandarm zoogdier’ voor het eerst aangetroffen in 1761 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord miereneter miereneters
verkleinwoord mierenetertje mierenetertjes

Zelfstandig naamwoord

de miereneterm

  1. (dierkunde) benaming voor tandloze zoogdieren uit de onderorde Vermilingua op Wikispecies, formicivoor die mieren vangt met lange kleverige tong
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen