meevoeren
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mee·voe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mee en voeren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
meevoeren |
voerde mee |
meegevoerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
meevoeren [1]
- meenemen
- ▸ En men stelde zich voor hoe de machtige Nicolaas, ieder jaar op zijn feestdag, de duivel in ketenen sloeg en geboeid met zich meevoerde.[2]
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
meevaren |
meevoeren
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van meevaren
- ...dat wij meevoeren.
- ...dat jullie meevoeren.
- ...dat zij meevoeren.
- ...dat wij meevoeren.
Gangbaarheid
- Het woord meevoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "meevoeren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), , p. 14
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %