Naar inhoud springen

kwaad

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kwaad
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘slecht, boos’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kwaad kwader kwaadst
verbogen kwade kwadere kwaadste
partitief kwaads kwaders -

Bijvoeglijk naamwoord

kwaad

  1. onaangenaam, ongunstig
    • Ik wil geen kwaad woord over hem horen. 
    • Alles ging goed, totdat het op een kwade dag fout ging. 
  2. tegen de moraal
    • Hij had kwade bedoelingen. 
  3. woedend, boos
    • Hij werd kwader en kwader totdat hij ten slotte ontplofte. 
    • Hij is kwaad op hem. 
    • Wanneer iemand kwaad is wordt dat gezien als een graadje erger na boos zijn. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord kwaad kwaden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

kwaad o

  1. kwade, boze
  2. iets dat tegen de moraal is
  3. nadeel
    • Even nadenken over de mogelijke effecten had wellicht ook geen kwaad gekund. 
  4. ongeluk, pech
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen