chemokuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- che·mo·kuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chemokuur | chemokuren |
verkleinwoord | chemokuurtje | chemokuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
- een medicamenteuze behandeling van een kwaadaardigheid, behandeling met chemotherapeutica
- Je zit met iemand in de huiskamer en je praat over wat je niet begrijpt, en in dat praten komen woorden voor als ‘tumor’, ‘opgezet weefsel’, ‘chemokuur’, ‘cytostatica’, ‘biopt’ en al die andere termen die mensen ineens tegen elkaar gebruiken alsof ze gewend zijn over lichamen te praten als afstandelijke beschouwers en ze niet langer de vanzelfsprekende bewoners van hun lichaam zijn. Het zijn nuchtere, en ook wel vervreemdende gesprekken, want ze houden alles op afstand. [2]
- (pejoratief) iemand die kaal is
Synoniemen
- [2] badmuts, biljartbal, coupe, avondzon, knikkerkop, kojak
Gangbaarheid
- Het woord chemokuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chemokuur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ chemokuur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ NRC Marjoleine de Vos 27 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be