iedereen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ie·der·een
Woordherkomst en -opbouw

Onbepaald voornaamwoord

iedereen

  1. elke persoon
     Jack was een kale man van in de zestig die 35 jaar geleden zelf de PCT had gelopen. Het ging er volgens hem destijds heel anders aan toe dan nu. ‘Mijn rugzak woog wel 20 kilo, en nu loopt iedereen met dat ultralichte spul.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen


Nedersaksisch

Onbepaald voornaamwoord

iedereen

  1. iedereen; elke persoon


Veluws

Onbepaald voornaamwoord

iedereen

  1. iedereen; elke persoon