Naar inhoud springen

huiskamer

Uit WikiWoordenboek
  • huis·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord huiskamer huiskamers
verkleinwoord huiskamertje huiskamertjes

de huiskamerv / m

  1. (bouwkunde) een kamer ingericht om in te wonen
    • De huiskamer was op het noorden gelegen. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be