séjour
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sé·jour
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verblijf’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1669 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | séjour | séjours |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord séjour staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
séjour m