leefkamer

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leef·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leefkamer leefkamers
verkleinwoord leefkamertje leefkamertjes

Zelfstandig naamwoord

leefkamer v/m

  1. (bouwkunde) een kamer ingericht om in te wonen en leven
    • De leefkamer was op het noorden gelegen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be