genaken/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van genaken
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		genaken			te genaken
	toekomend		zullen genaken			te zullen genaken
voltooid	tegenwoordig		zijn genaakt			te zijn genaakt
	toekomend		genaakt zullen zijn			genaakt te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	genakend		genaakt			ev. genaak	mv. verouderd genaakt	genake
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	genaak	genaakt	genaakt	genaakt	genaakt	genaken	genaken	genaken
verleden (o.v.t.)	genaakte	genaakte	genaakte	genaakte	genaakte	genaakten	genaakten	genaakten
toekomend (o.t.t.t.)	zal genaken	zult/zal genaken	zult/zal genaken	zult genaken	zal genaken	zullen genaken	zullen genaken	zullen genaken
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou genaken	zou genaken	zou(dt) genaken	zoudt genaken	zou genaken	zouden genaken	zouden genaken	zouden genaken
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben genaakt	bent genaakt	bent/is genaakt	zijt genaakt	is genaakt	zijn genaakt	zijn genaakt	zijn genaakt
verleden (v.v.t.)	was genaakt	was genaakt	was genaakt	waart genaakt	was genaakt	waren genaakt	waren genaakt	waren genaakt
toekomend (v.t.t.t.)	zal genaakt zijn	zal/zult genaakt zijn	zult/zal genaakt zijn	zult genaakt zijn	zal genaakt zijn	zullen genaakt zijn	zullen genaakt zijn	zullen genaakt zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou genaakt zijn	zou genaakt zijn	zou/zoudt genaakt zijn	zoudt genaakt zijn	zou genaakt zijn	zouden genaakt zijn	zouden genaakt zijn	zouden genaakt zijn