gemoedsgesteldheid
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·moeds·ge·steld·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van gemoed zn en gesteldheid zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemoedsgesteldheid | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (psychologie) de geestelijke stemming waarin iemand verkeert
- ▸ Toen vorst Andrej het paleis verliet, had hij het gevoel alsof hij alle betrokkenheid en geluk die de overwinning hem bezorgd hadden, nu had achtergelaten en overgegeven aan de onverschillige handen van de minister van oorlog en zijn hoffelijke adjudant. Zijn hele gemoedsgesteldheid was nu anders: de slag leek hem een herinnering uit een ver verleden.[2]
- ▸ Blind optimisme is een aangeleerde gemoedsgesteldheid die elke aandacht voor onheilstijdingen afdoet als pessimisme. Het is een kunstmatig gekweekt bewustzijn waarin angst wordt uitgeschakeld, terwijl angst toch een primaire, beschermende emotie is. Zonder een gezonde dosis angst waren we al lang het haasje geweest.[3]
Synoniemen
- zielsgesteldheid, luim, geestesgesteldheid, temperament, stemming, humeur, gemoedsstemming, geestestoestand, houding, stemming
Gangbaarheid
- Het woord gemoedsgesteldheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑
Weblink bron “Droom je een weg naar Twentse glorie” (21-03-2015), Tubantia