luim
Uiterlijk
- luim
- via Middelhoogduits lune (Duits: Laune) van Latijn luna "maan", vanuit de gedachte dat iemands stemming afhankelijk is van de maanstand; in de betekenis van ‘stemming’ aangetroffen vanaf 1605 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luim | luimen |
verkleinwoord | luimpje | luimpjes |
- de stemming van een persoon op een bepaald tijdstip
- Zeven nummers speelden ze uit de nieuwe plaat, maar dat vonden we dus echt niet erg; en zeven uit American Idiot, waaronder ‘Holiday’. Als u belooft het niet verder te vertellen: ik neem ‘Holiday’ wel eens mee op vakantie, om dan pakweg een Portugese boer te doen opschrikken uit zijn siesta met mijn krachtig mee gescandeerde ‘hey!’ Mooie herinneringen, goede luim: Armstrong weet dat we daarvoor van zijn band houden. Pas na vijf nummers sprak hij de zaal toe: ‘vanavond gaat het om passie en medeleven. Er is zoveel negativiteit tegenwoordig; ik kan zelfs niet naar het nieuws kijken. Ik weet niet meer wat waar is en wat gelogen.’[4]
- vrolijkheid
- Het programma omvatte verschillende onderdelen van het ambacht schrijven en stond in het teken van ernst en luim. „Het schrijven van een boek vergelijk ik altijd met het bouwen van een huis”, legde Hendriksen beeldend uit. „Je begint met de fundering, je bouwt, bekijkt en voegt toe.”[5]
- [1] gril, humeur, bui, kuur, nuk, gemoedsstemming, opwelling, vlaag, bevlieging, humeurigheid
- [2] scherts
- [2] ernst
1. de stemming van een persoon op een bepaald tijdstip
- Het woord luim staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luim" herkend door:
70 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ luim op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "luim" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ De Standaard 03/02/2017 door Inge Schelstraete
- ↑ Volkskrant Almelo 19-11-2011
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 70 %
- Prevalentie Vlaanderen 63 %