gemaal
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·maal
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘echtgenoot’ voor het eerst aangetroffen in 1580 [1]
- Naamwoord van handeling van malen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gemaal | gemaals gemalen |
verkleinwoord | gemaaltje | gemaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
gemaal
- m (formeel) echtgenoot, man
- o (waterbeheer), installatie die overtollig water een polder uitmaalt
Hyponiemen
Verwante begrippen
- onderbemaling, opmaling, molen, scheprad, vijzel , zuigerpomp, centrifugaalpomp, schroefpomp, schroefcentrifugaalpomp,vijzelpomp.
Vertalingen
2. installatie
Gangbaarheid
- Het woord gemaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gemaal" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Waterbeheer in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %