gelukkig

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·luk·kig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gelukkig gelukkiger gelukkigst
verbogen gelukkige gelukkigere gelukkigste
partitief gelukkigs gelukkigers -

Bijvoeglijk naamwoord

gelukkig

  1. in een tevredene toestand zijn, zich goed voelen
    • "Veel mensen vergissen zich in wat ze gelukkig maakt" [2] 
     De hemel van de zomer verjaagt het zuur van de stad, zong Charles Trenet al: 'Wij zijn gelukkig, Route Nationale 7.'[3]
     Dit alles betekende ook dat ik mijn gezin lange tijd niet zou zien. Gelukkig had mijn vrouw daar geen probleem mee omdat ze zelf kort ervoor een lange wandeling naar Santiago de Compostela had gemaakt.[4]
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
Vaste voorzetsels
  • gelukkig zijn met
  • gelukkig zijn van
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. gelukkig op website: Etymologiebank.nl
  2. www.nu.nl
  3. Bronlink Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be