ganger

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ganger    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• gan·ger

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ganger	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

ganger

1. iemand die gaat

Hyponiemen

   

australiëganger bedevaartganger blindganger bruinkoolganger = concertganger congresganger discoganger dubbelganger = feestganger kerkganger kettingganger kleinverlofganger = kostganger marktganger oostganger partijganger pasganger = vakantieganger verlofganger voetganger voorganger vreemdganger

Gangbaarheid

• Het woord 'ganger' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Deens

Woordafbreking

• gan·ger

Naar frequentie	20012

Werkwoord

ganger

1. tegenwoordige tijd van gange

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈgɑŋəɾ /

Woordafbreking

• gan·ger

Naar frequentie	328

Zelfstandig naamwoord

ganger

1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van [[gang#{{|no=1}}|gang]][[Categorie:Zelfstandignaamwoordsvorm in het {{|no=1}}]]

Uitdrukkingen en gezegden

• flere ganger

meerdere malen
meermalen
verscheidene malen

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈgɑŋəɾ /

Woordafbreking

• gan·ger

Zelfstandig naamwoord

ganger

1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van [[gang#{{|no=1}}|gang]][[Categorie:Zelfstandignaamwoordsvorm in het {{|no=1}}]]