gaai
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- gaai
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zangvogel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gaai | gaaien |
verkleinwoord | gaaitje | gaaitjes |
Zelfstandig naamwoord
gaai m
- (vogels) middelgrote, gewoonlijk vrij kleurrijke zangvogel met een vrij lange staart, Garrulus glandarius
, uit de kraaienfamilie (Corvidae
)
- In Europa bedoelt men meestal de Vlaamse gaai als men gaai zegt, maar er zijn wereldwijd een ruim aantal, niet altijd nauw verwante soorten die ook zo genoemd worden.
- (sport) een houten klos die als doelwit gebruikt wordt bij het spelen van gaaibol
Afgeleide begrippen
- Vlaamse gaai, blauwe gaai, Stellers gaai, Indische gaai, zwartkeelgaai, struikgaai, Mexicaanse gaai, leiblauwe gaai, ekstergaai
Vertalingen
1. middelgrote, gewoonlijk vrij kleurrijke zangvogel met een vrij lange staart, Garrulus glandarius
Gangbaarheid
- Het woord gaai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "gaai" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 80 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %
- Zangvogels in het Nederlands