fraudeur
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- frau·deur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van frauderen met het achtervoegsel -eur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fraudeur | fraudeurs |
verkleinwoord | fraudeurtje | fraudeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
fraudeur m
- iemand die fraude pleegt
Hyponiemen
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van fraudeuse
Gangbaarheid
- Het woord fraudeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fraudeur" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be