oplichter
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·lich·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van oplichten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oplichter | oplichters |
verkleinwoord | oplichtertje | oplichtertjes |
Zelfstandig naamwoord
oplichter m
- een mannelijk persoon die oplicht
- Peter R. de Vries wist de oplichter op te pakken en te arresteren.
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord oplichter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "oplichter" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be