oplichter
Uiterlijk
- op·lich·ter
- Naamwoord van handeling van oplichten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oplichter | oplichters |
verkleinwoord | oplichtertje | oplichtertjes |
de oplichter m
- een mannelijk persoon die oplicht
- Peter R. de Vries wist de oplichter op te pakken en te arresteren.
- De overheden vrezen AI-systemen die overtuigend nepnieuws maken, cyberaanvallen uitvoeren of als hulpmiddel gaan fungeren voor terroristen of oplichters.[1]
- Het woord oplichter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oplichter" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ www.nrc.nl (24 nov 2023)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be