Naar inhoud springen

euvel

Uit WikiWoordenboek
  • eu·vel
enkelvoud meervoud
naamwoord euvel euvelen
euvels
verkleinwoord euveltje euveltjes

heteuvelo [3]

  1. mankement, storing, kwaal, gebrek
    • De auto wilde eerst niet starten, maar het euvel was snel verholpen. 
     De andere vleugel biedt ruimte aan de lounge, de ontbijtzaal en ons bescheiden restaurant, waar ik een vaste tafel voor u heb gereserveerd aan het raam met uitzicht op de pergola en de rozentuin, of wat daarvan over is, waarachter u de vijver kunt zien glinsteren. De fontein is helaas al een paar jaar buiten gebruik, maar ik kan u verzekeren dat onze kokkin haar uiterste best zal doen om u mild te stemmen jegens dit euvel.'[4]
  2. een slechte zaak
    • Verslaving aan medicijnen is een ernstig euvel. 
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen euveleuvelereuvelst
verbogen euveleeuvelereeuvelste
partitief euvelseuvelers-

euvel

  1. slecht, verkeerd, ongunstig
  • De euvele moed hebben [om]
(slechte, ongehoorde) moed hebben om dingen te doen die niet mogen (≈ Het gore lef hebben)
Hij had de euvele moed om de docente tegen te spreken.
  • Iemand iets euvel duiden
Iemand iets kwalijk nemen, iemand iets verwijten
  1. «U moet mij dit niet euvel duiden
92 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[5]