elkaar
Uiterlijk
| nominatief | genitief |
|---|---|
| elkaar | elkaars |
- el·kaar
- In de betekenis van ‘wederkerig voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
elkaar
- als wederzijds lijdend voorwerp
- ▸ Deze fabrikanten proberen elkaar flink af te troeven. "Er is echt een innovatie-oorlog gaande. Omdat er nu zo veel concurrentie is, probeert iedereen nieuwe functies in een auto te stoppen", zegt Van Dillen. Niet elke innovatie is volgens hem even geslaagd. "Veel van de nieuwe Chinese auto's hebben een waslijst aan innovaties waar mensen waarschijnlijk niet veel van zullen gebruiken."[3]
- ▸ Antimateriehypernuclei: Antihyperhelium-4 bestaat uit een mix van antimaterieversies van protonen, neutronen en deeltjes die hyperonen worden genoemd. Hyperonen zijn op zichzelf al exotisch, omdat ze een of meer quarks van het ‘vreemde’ type bevatten. Deze ‘vreemdheid’ is moeilijk te vinden en moeilijk te maken. Daarom begrijpen onderzoekers nog steeds niet helemaal hoe hyperonen zich gedragen in de natuur, waar ze vermoedelijk voorkomen in exotische omgevingen zoals het binnenste van neutronensterren, zegt Dönigus. Bovendien blijven er vragen bestaan over hoe antimaterieversies van deze en andere deeltjes op elkaar reageren.[4]
- als wederzijds meewerkend voorwerp
- Zij gaven elkaar een hand.
- als voorzetselvoorwerp: drukt uit dat van twee of meer personen ieder op zijn eigen manier tegenover de ander handelt
- Zij waren echt aan elkaar gewaagd.
- ▸ ’Wie weet er een mop?’ riep een aarzelende stem. Een voor een begonnen we grappen en verhalen met elkaar te delen om de moed erin te houden.[5]
- als voorzetselvoorwerp: drukt een onderlinge relatie, aansluiting of een snelle opeenvolging uit
- Zij hebben een uur achter elkaar lopen praten.
- 1. Twee vrouwen omhelzen elkaar.
- 3. Vijf kinderen spelen met elkaar een kaartspel.
- 4. Deze vrouwen staan naast elkaar.
- [1] los van elkaar
- [2] in elkaar
- het is voor elkaar
het is klaar
- iemand in elkaar slaan
iemand heel hard slaan zodat die persoon niet meer rechtop kan staan
- uit elkaar gaan
- achter elkaar lopen
in ganzenpas lopen, de ene voor de andere lopen
- iets in elkaar zetten
iets monteren, van losse delen één geheel maken
- In elkaar zitten
vertellen hoe iets is samengesteld
- • Deze machine zit vernuftig in elkaar. Hij bestaat uit wel vijftig verschillende onderdelen.
- zaken door elkaar halen
je vergissen, denken dat het ene ding eigenlijk het andere is
1. als wederzijds lijdend voorwerp
in elkaar lassen
- Het woord elkaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "elkaar" herkend door:
| 100 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "elkaar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- 1 2 Het antecedent is ofwel in het meervoud, ofwel een onbepaald voornaamwoord met collectieve betekenis.Zie ANS
- ↑
Weblink bron Aïda Brands“Chinese elektrische auto's booming in Europa ondanks heffingen” (24 april 2025), NOS - ↑
Weblink bron Karmela Padavic Callaghan“LHC breekt record met detectie zwaarste antimaterie-atoom ooit” (23 april 2025), newscientist - ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers

- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Wederkerig voornaamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %