Naar inhoud springen

druppel

Uit WikiWoordenboek
Versie door Romaine (overleg | bijdragen) op 20 mrt 2020 om 12:52
vallende druppel
  • drup·pel
  • In de betekenis van ‘vochtdeeltje’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van drup met het achtervoegsel -el [2] en volgens regel 2.B[3]
enkelvoud meervoud
naamwoord druppel druppels
verkleinwoord druppeltje druppeltjes

druppel m

  1. kleine hoeveelheid vloeistof die niet in contact is met een andere vloeistof
     Eindelijk nam ze een klein aarden kruikje, goot de drank erin, deed er een kurk op en zei: 'Ieder uur tien druppels, drie dagen lang en je paard is weer gezond.'[4]
  • de druppel die de emmer doet overlopen
het kleine verschil tussen iets wat erg is en wat te erg is
  • die lijken als twee druppela op elkaar
ze lijken heel veel op elkaar
  • een druppel op de gloeiende plaat
een heel kleine bijdrage aan iets veel groters, vaak als smoes aan te geven dat die kleine bijdrage niet geleverd hoeft te worden
vervoeging van
druppelen

druppel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppelen
    • Ik druppel. 
  2. gebiedende wijs van druppelen
    • Druppel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppelen
    • Druppel je? 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]