Naar inhoud springen

driehonderdtachtig

Uit WikiWoordenboek
0 3 8 0
driehonderdtachtig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·tach·tig

driehonderdtachtig

  1. "380", het getal tussen driehonderdnegenenzeventig en driehonderdeenentachtig, driehonderd plus tachtig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdtachtig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdtachtig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdtachtig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdtachtig driehonderdtachtigs
verkleinwoord driehonderdtachtigje driehonderdtachtigjes

de driehonderdtachtigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 380 is aangeduid
    • Als jij driehonderdtachtig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdtachtigmv

  1. groep van 380 eenheden
    • Die driehonderdtachtig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.