dozijn
Uiterlijk
- do·zijn
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘telwoord: twaalftal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1286 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dozijn | dozijnen |
verkleinwoord | dozijntje | dozijntjes |
het dozijn o
- (eenheid) een set van twaalf
- Hij heeft een dozijn fietsen thuis.
- gros (een dozijn dozijnen)
- Daarvan gaan er dertien in een dozijn
Dat is iets heel gewoons (en daardoor niet interessant)
1. een set van twaalf
- Het woord dozijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dozijn" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dozijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be