doemdenker

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

de doemdenker denkt nu al aan de onvermijdelijke dood die hem of haar te wachten staat
Uitspraak
Woordafbreking
  • doem·den·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord doemdenker doemdenkers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de doemdenkerm

  1. iemand die voorspelt dat er rampen zullen gebeuren
    • Iedere jaarwisseling levert de nodige liters spraakwater aan zowel doem- als wensdenkers.[3] 
    • Door diepzeemijnbouw loopt de wereld echter wel risico soorten kwijt te raken, waarschuwt Van Oevelen. „Er leven soorten in de diepzee die we nog nooit hebben gezien. Ik wil geen doemdenker zijn, maar gebieden die je leeghaalt, zijn voor langere tijd of zelfs definitief verstoord.”[4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen