denker
Uiterlijk
- den·ker
- Naamwoord van handeling van denken met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | denker | denkers |
verkleinwoord | denkertje | denkertjes |
de denker m
- iemand die veel nadenkt soms er zelfs zijn beroep van heeft gemaakt
- Journalisten, politici en denkers van diverse pluimage hebben de afgelopen jaren de noodklok geluid over onze democratie. Ons bestel is „geen lang leven meer beschoren” (schrijver David Van Reybrouck) of het is zelfs „helemaal kapot” (oud-minister Hans Hoogervorst); volgens de Raad voor het openbaar bestuur is het „vijf voor twaalf geweest”. Allemaal onnodige zorgen, zegt Van der Meer. Er ís helemaal geen crisis van de democratie. Op internationale ranglijsten over democratie, rechtsstaat en politiek vertrouwen staat Nederland steevast in de toptien, en uit opinieonderzoek blijkt dat het vertrouwen in de politiek niet structureel is gedaald. [2]
- Het woord denker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "denker" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Floor Rusman 12 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be