dageraad
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- da·ge·raad
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘aanbreken van de dag’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- samenstelling van daag ww en raad met het invoegsel -e- ??
- samenstelling van dag en raad met het invoegsel -e- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dageraad | dageraden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
dageraad m
- het aanbreken van de nieuwe dag [3], de tijd net voor zonsopkomst
- De dageraad gloort.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. het aanbreken van de nieuwe dag, de tijd net voor zonopkomst
Gangbaarheid
- Het woord dageraad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "dageraad" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "dageraad" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ dageraad op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be