aurora

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·ro·ra
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aurora aurora's
verkleinwoord auroraatje auroraatjes

Zelfstandig naamwoord

aurora v

  1. dageraad
  2. (astronomie) poollicht

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·ro·ra
enkelvoud meervoud
aurora auroras

Zelfstandig naamwoord

aurora v

  1. dageraad
Synoniemen

Verwijzingen