crush
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Engels
Uitspraak
- Geluid: crush (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /kɹʌʃ/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud |
---|---|
crush | crushes |
Zelfstandig naamwoord
crush
- vermorzeling, verbrijzeling
- opstoot, aanzwellende druk van een mensenmassa
- het (uit)persen (van fruit e.d.)
- (figuurlijk) verliefdheid, bevlieging
- (figuurlijk) persoon op wie men een oogje heeft
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to crush |
he/she/it | crushes |
verleden tijd | crushed |
voltooid deelwoord |
crushed |
onvoltooid deelwoord |
crushing |
gebiedende wijs | crush |
Werkwoord
crush
- overgankelijk vermorzelen, fijnstampen, verpletteren
- overgankelijk verfrommelen (van kleren, e.d.)
- overgankelijk (figuurlijk) een grote nederlaag bezorgen
- overgankelijk (figuurlijk) (spreektaal) uitstekend uitvoeren, volbrengen
- overgankelijk uitpersen (van fruit, e.d.)
- onovergankelijk breekbaar zijn
- onovergankelijk (figuurlijk) (spreektaal) ~ on someone: flink verliefd, verkikkerd zijn, raken op iemand
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron crush in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Figuurlijk in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels
- Spreektaal in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels