cos

Angelsaksisch

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van het Proto-Germaanse *kussaz

Zelfstandig naamwoord

cos

1. kus

Schrijfwijzen

• coss

Verwante begrippen

• cyssan

Catalaans

enkelvoud	meervoud
cos	cossos

Zelfstandig naamwoord

cos m

1. lichaam

Duits

Afkorting

cos

1. (wiskunde) cosinus; sinus van het complement van een hoek

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /tsɔs/

Woordafbreking

• cos

Onbepaald voornaamwoord

cos

1. (formeel) iets; een zekere zaak

Synoniemen

• cosi
• něco

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van het vragend voornaamwoord co met het achtervoegsel -s

Werkwoord

cos + (actief deelwoord)

1. (spreektaal) wat je

Verwante begrippen

jaks kams kdes kdos

kdys ses sis taks

Afkorting

cos

1. (wiskunde) cosinus; sinus van het complement van een hoek