corpus
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cor·pus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- van het Latijnse corpus (lichaam)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | corpus | corpora corpussen |
verkleinwoord | corpusje | corpusjes |
Zelfstandig naamwoord
corpus o
- (letterkunde) alle verzamelde werken die bekend zijn op een bepaald gebied
- Dit is het corpus van het Middelnederlands van de dertiende eeuw.
- (taalkunde) een verzameling teksten gebruikt voor taalkundig onderzoek
Gangbaarheid
- Het woord corpus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "corpus" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Latijn
Zelfstandig naamwoord
corpus o
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | corpus | corpora |
genitief | corporis | corporum |
datief | corporī | corporibus |
accusatief | corpus | corpora |
vocatief | corpus | corpora |
ablatief | corpore | corporibus |
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Letterkunde in het Nederlands
- Taalkunde in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 92 %
- Woorden in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord in het Latijn
- Zelfstandig naamwoord van de 3de verbuiging in het Latijn