Naar inhoud springen

cale

Uit WikiWoordenboek
[1]
[2]
[4]
[5]
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  cale     la cale     cales     les cales  

cale v

  1. (techniek): steun, stut
  2. (techniek): wig, keg
  3. (scheepvaart): scheepsruim
  4. (scheepvaart): aflopende loskade, pier
  5. (scheepvaart): droogdok, scheepshelling, scheepswerf
vervoeging van
caler

cale

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van caler
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van caler
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van caler


vervoeging van
calar

cale

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calar
vervoeging van
calarse

cale

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calarse
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calarse
  3. gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van calarse
vervoeging van
caler

cale

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van caler
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van caler