blicke
Uiterlijk
- bli·cke
- [A]: Afkomstig van Duits: blicken ww
- [B]: Afkomstig van Duits: pflücken ww
- [C]: Afkomstig van Duits: blecken ww
vervoeging tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm hele vervoeging zie blicke/vervoeging | ||||
---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs |
blicke | |||
verleden tijd |
(er) hot geblickt | |||
voltooid deelwoord |
geblickt | |||
enkelvoud | meervoud | |||
1e persoon | ich | blick | mir / mer | blicke |
2e persoon | du | blickscht | dihr / der dihr / der dihr / der ihr / er ihr / er nihr / ner |
blickt blicke blicket blickt blicke blicke |
3e persoon | er | blickt | sie | blicke |
sie | blickt | |||
es | blickt |
[A]: blicke
[B]: blicke
- Buhne blicke
bonen doppen
[C]: blicke
- die Zaeh blicke
de tanden ontbloten
Categorieën:
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 6
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met IPA-weergave
- Pennsylvania-Duitse woorden naar herkomst uit het Duits
- Niet-samengesteld werkwoord in het Pennsylvania-Duits
- Zwak werkwoord in het Pennsylvania-Duits
- Werkwoord in het Pennsylvania-Duits
- Onovergankelijk werkwoord in het Pennsylvania-Duits
- Overgankelijk werkwoord in het Pennsylvania-Duits
- Kookkunst in het Pennsylvania-Duits
- Dubbele betekenis in het Pennsylvania-Duits