blicke

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • bli·cke
Woordherkomst en -opbouw
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie blicke/vervoeging
onbepaalde
wijs
blicke
verleden
tijd
(er) hot geblickt
voltooid
deelwoord
geblickt
enkelvoud meervoud
1e persoon ich blick mir / mer blicke
2e persoon du blickscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
blickt
blicke
blicket
blickt
blicke
blicke
3e persoon er blickt sie blicke
sie blickt
es blickt

Werkwoord

[A]: blicke

  1. onovergankelijk kijken
Hyponiemen
Opmerkingen

Werkwoord

[B]: blicke

  1. overgankelijk, (kookkunst) doppen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • Buhne blicke
bonen doppen
Opmerkingen

Werkwoord

[C]: blicke

  1. overgankelijk ontbloten
Schrijfwijzen
Typische woordcombinaties
  • die Zaeh blicke
de tanden ontbloten
Opmerkingen