biologielokaal
Uiterlijk
- bio·lo·gie·lo·kaal
- samenstelling van biologie en lokaal
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | biologielokaal | biologielokalen |
| verkleinwoord | biologielokaaltje | biologielokaaltjes |
het biologielokaal o
- (onderwijs) een klaslokaal dat ingericht is op en waarin men les geeft in het schoolvak waarin kinderen leren over planten, dieren en het menselijk lichaam.
- aardrijkskundelokaal, economielokaal, geschiedenislokaal, godsdienstlokaal, handvaardigheidlokaal, informaticalokaal, muzieklokaal, natuurkundelokaal, scheikundelokaal, sportlokaal, technieklokaal, tekenlokaal, wiskundelokaal
- biologieboek, biologieleraar, biologielerares, biologieles, biologieonderwijs
- Het woord biologielokaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.