bijkomstigheid
Uiterlijk
- bij·kom·stig·heid
- afgeleid van bijkomstig met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bijkomstigheid | bijkomstigheden |
verkleinwoord | bijkomstigheidje | bijkomstigheidjes |
de bijkomstigheid v
- toevallige omstandigheid
- Een aangename bijkomstigheid is dat de afgravingen dicht bij zee liggen.
- een niet zo belangrijke omstandigheid
- Leerlingen van de middelbare school willen vooral hun vrienden en vriendinnetjes zien op school, de studie zelf is voor de meesten maar een bijzaak.
- ▸ Het overige was vanuit hun gezichtspunt een prettige bijkomstigheid.[1]
- Het woord bijkomstigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijkomstigheid" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be