bewaarder

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·waar·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bewaarder bewaarders
verkleinwoord bewaardertje bewaardertjes

Zelfstandig naamwoord

de bewaarderm

  1. een persoon die niets kan weggooien
    • Mijn moeder is een echte bewaarder. 
  2. (beroep) een persoon die ervoor zorgt dat gevangenen niet kunnen ontsnappen
    • De bewaarder zorgde ervoor dat het slot goed vast zat. 
  3. beschermer, hoeder
    • Jij bent de bewaarder en de bezitter van de letters in het kistje. [1] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Herzen, Frank
    De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 17
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be