besparen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·spa·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
besparen |
bespaarde |
bespaard |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
besparen
- overgankelijk minder van iets gebruiken of verbruiken
- Ik bespaar benzine door minder snel te rijden.
- inergatief, (economie) ~ op: minder geld uitgeven, bezuinigen
- De overheid zal moeten besparen op de onderwijsuitgaven.
- ▸ Het is lastig voor hardwerkende tweeverdieners, maar een korte periode alleen is vaak wel mogelijk met langetermijnplanning, creatief besparen en ouderwets verlof.[1]
- overgankelijk, (figuurlijk) niet met iets geconfronteerd willen worden, zorgen dat iets niet gebeurt of hoeft te gebeuren.
- Bespaar me je geleuter!
- Als je nu gewoon doet wat ik zeg bespaart me dat een hoop energie.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- niets is jullie bespaard gebleven
alles wat vervelend is hebben jullie moeten meemaken
- • Jullie hebben een vreselijke tijd achter de rug. Niets is jullie bespaard gebleven. [2]
Vertalingen
1. minder van iets gebruiken of verbruiken
2. minder geld uitgeven, bezuinigen
Gangbaarheid
- Het woord besparen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "besparen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Suzanne Vermeer: All-inclusive 2008
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel be- in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %