Naar inhoud springen

beroven

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 18 mei 2017 om 14:04 (→‎top: prevalentie-informatie met AWB)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
beroven berovend
beroving beroofd
  • be·ro·ven
  • Afgeleid van roven met het voorvoegsel be-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beroven
beroofde
beroofd
zwak -d volledig

beroven

  1. overgankelijk iemand met geweld zijn bezit ontnemen
    • Zij werden plotseling aangevallen en beroofd van al hun bezittingen. 
  2. iemand het genot van iets doen missen, zaken ontdoen van iets
    • Hij beroofde zijn ouders van hun zondagsrust. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be