bakblik

Uit WikiWoordenboek
Bakvorm

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bak·blik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bakblik bakblikken
verkleinwoord bakblikje bakblikjes

Zelfstandig naamwoord

het bakbliko

  1. (huishouden) een metalen vorm waarin het materiaal wordt gedaan om een taart, cake, of brood te kunnen bakken, bakvorm
    • Met dit bakblik kan je een cake in de vorm van een tulband bakken. 
  2. (huishouden) metalen plaat waarop het in de oven te bakken materiaal wordt geplaatst
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be