appetijt
Uiterlijk
- ap·pe·tijt
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eetlust’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- Afgeleid van het Franse woord appétit ("eetlust") [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appetijt | appetijten |
verkleinwoord | appetijtje | appetijtjes |
appetijt m
1. eetlust
- Het woord appetijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "appetijt" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "appetijt" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ appetijt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be